Zijn de geboden van God voor jou een soort van menselijke ‘bovengrens’, nagenoeg onbereikbaar? Of is het meer de Goddelijke ‘ondergrens’, tot hier en niet verder?
Is er ruimte bóven die grens, en zo ja, hoeveel dan? En is die ruimte voor mensen bereikbaar of ‘zijn we nu eenmaal zondig, van nature geneigd God en de naaste te haten’ en vinden we het eigenlijk al heel wat als je (slechts?) in de buurt van die (onder?)grens komt ....